Waarom CSRD nu al doorwerkt in het MKB!

Geschreven door Harry Marissen: Afgelopen november zijn de eerste concept-uitwerkingen van de Europese rapportagestandaarden voor duurzaamheidsverslaggeving gepubliceerd. Aan de hand van deze standaarden zullen ondernemingen, die onder de verplichting van de Corporate Sustainability Reporting Directive vallen, moeten gaan rapporteren over hun impact op onder andere mens en milieu. Indirect raakt dit ook het midden en kleinbedrijf. 

In het interview met Heineken topman Dolf van den Brink in het NRC van zaterdag 31 december 2021 wordt dit duidelijk. In het transitieplan onder de naam EverGreen heeft Heineken de volgende doelen gesteld: 

“In 2030 wil Heineken (omzet: bijna 22 miljard euro, 85.000 medewerkers) zelf CO2-neutraal produceren, in 2040 moet de hele keten van leveranciers en afnemers volgen.Er zullen vast collega’s zijn geweest die de afgelopen jaren dachten: gekke Henkie, het water staat ons aan de lippen en dan moeten wij de CO2-uitstoot gaan terugdringen?! Het is verleidelijk om te zeggen: het is nu crisis, dus laat dat deel maar even zitten. Maar het moet toch.” 

Het raakt dus de hele keten van leveranciers en afnemers, waarbij het jaartal aanmerkelijk ambitieuzer is dan de doelstelling die de EU heeft gesteld. Heineken zal dus van haar afnemers en leveranciers gaan eisen dat zij CO2-neutraal moeten zijn. Ook andere grote ondernemingen zullen soortgelijke eisen gaan stellen.  

De eerste 12 concept standaarden, waarin wordt beschreven hoe in overeenstemming met de CSRD moet worden gerapporteerd, zijn onlangs door de EFRAG opgeleverd. De standaard, waarin de reductie van broeikasgassen wordt behandeld is de (concept) standaard ESRS E1, die de rapportagevereisten met betrekking tot klimaatverandering beschrijft. 

Het doel van de standaard is om  openbaarmakingsvereisten  te  specificeren, die gebruikers van duurzaamheidsverslagen in staat stellen om te begrijpen: 
  • hoe de onderneming de klimaatverandering beïnvloedt, in termen van materiële positieve en negatieve feitelijke en potentiële effecten;
  • de vroegere, huidige en toekomstige mitigatie-inspanningen van de onderneming in overeenstemming met de Paris-overeenkomst (of een geactualiseerde internationale overeenkomst inzake klimaatverandering) en ter beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C; 
  • de plannen en het vermogen van de onderneming om haar strategische  bedrijfsmodel(en) aan te  passen en in overeenstemming te brengen met de overgang naar een duurzame economie en bij te dragen tot de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C; 
  • alle andere door de onderneming genomen maatregelen en het resultaat van dergelijke maatregelen om feitelijke of potentiële negatieve effecten te voorkomen, te beperken of te verhelpen; 
  • de aard, het type en de omvang van de materiële risico’s en kansen van de onderneming, die voortvloeien uit de gevolgen en afhankelijkheden van de onderneming van de klimaatverandering en hoe de onderneming deze beheert;  
  • de financiële gevolgen voor de onderneming op de korte, middellange en lange termijn van risico’s en kansen, die voortvloeien uit de effecten en afhankelijkheden van de onderneming op de klimaatverandering. 

In alle standaarden worden de relaties met de andere standaarden binnen ESRS beschreven.  
De rapportage is niet vrijblijvend. De onderneming zal moeten rapporteren in hoeverre de reductiedoelstellingen van broeikasgassen, zoals deze in het transitieplan zijn beschreven, zijn gerealiseerd en op welke wijze hierop deze prestaties zijn getoetst. 

Het transitieplan is niet vrijblijvend en omvat onder andere de volgende zaken: 
  • een uitwerking, die aangeeft dat de doelstellingen van de onderneming verenigbaar zijn met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C; 
  • een toelichting op maatregelen, die zijn genomen voor het koolstofvrij maken, waaronder veranderingen in het product- en dienstenportfolio van de onderneming en de toepassing van nieuwe technologieën; 
  • een toelichting op de investeringen van de onderneming en financiering ter ondersteuning van de uitvoering van het overgangsplan; 
  • een beoordeling van de potentiële moeilijk veranderbare broeikasgasemissies van de belangrijkste activiteiten van de onderneming. Daarbij moet ook aandacht worden besteed aan de mate, waarin deze de reductiedoelstellingen (negatief) kunnen beïnvloeden. 

Onderdeel van het transitieplan is, om aan te geven wat de streefwaarden zijn voor het jaar 2030 ten opzichte van het referentiejaar (bijvoorbeeld 2020), waarbij uitgegaan wordt van een minimale reductie van 42%.  Centraal hierbij staat het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door vermindering van energieverbruik door efficiëntie, brandstofomschakeling, gebruik van hernieuwbare energie en geleidelijke afschaffing of vervanging van producten en processen. 

Het energieverbruik moet per bron worden uitgesplitst naar totaal energieverbruik uit niet-hernieuwbare bronnen en uit hernieuwbare bronnen, in MWH en CO2 per bron. 

Ondernemingen, die onder de verplichting van CSRD vallen (vanaf 2024 beursgenoteerde ondernemingen) moeten rapporteren over hun Scope 1, 2 en 3 Broeikasgas (BKG) emissies.  

Scope1: 

de directe effecten van de onderneming op de klimaatverandering en het aandeel van haar totale broeikasgasemissies, dat wordt gereguleerd in het kader van regelingen voor de handel in emissierechten. 

Scope 2: 

de indirecte effecten op de  klimaatverandering, die worden veroorzaakt door de verbruikte energie van de onderneming. 

Scope 3: 

de broeikasgasemissies, die in de waardeketen van de onderneming plaatsvinden buiten de BKG-emissies van scope 1 en 2.  

Omdat de emissies uit de waardeketen onderdeel uit maken van de rapportageverplichtingen op basis van deze standaard, zal dit ook zijn impact hebben op ondernemingen in het midden en kleinbedrijf. Het is naïef om te denken, dat een onderneming als Heineken pas haar focus op Scope 3 emissies zal richten, nadat de eigen emissie in Scope 1 en 2 in 2030 tot nihil is gereduceerd. Al op korte termijn zullen leveranciers en afnemers mede worden geselecteerd op basis van hun CO2 emissies, ten opzichte van branchegenoten. Daarnaast zullen ook financiers in hun kredietwaardigheidsbeoordeling, duurzaamheidsprestaties van MKB-bedrijven meewegen. Om te anticiperen op deze toekomstige ontwikkelingen, is het aan te bevelen om een strategie te ontwikkelen, om de eigen onderneming te verduurzamen. Gelukkig hoeft een onderneming niet aan de verplichtingen van CSRD te voldoen, maar toch biedt deze richtlijn belangrijke aanknopingspunten. Ook kleinere ondernemingen kunnen terugvallen op de systematiek die ESRS ons biedt, maar dan alleen de standaard E1, die betrekking heeft op klimaatverandering.  

Samen met onze partners ondersteunen wij u graag om uw onderneming te verduurzamen. Denk daarbij aan de volgende zaken: 
  • het in kaart brengen van u huidige (referentie-) energieverbruik en afgeleide CO2-uitstoot, inclusief het uitwerken van een datamodel voor toekomstige voortgangsrapportages;
  • het geven van inzicht in de mogelijkheden om uw uitstoot te reduceren; 
  • het uitwerken van een investeringsplan, inclusief de mogelijke subsidies en fiscale tegemoetkomingen; 
  • het verzorgen van de financieringsaanvraag met waar mogelijk gunstige voorwaarden, zoals groenfinancieringen en impactleningen.